Een veilig kamp maken we samen!
Samenvatting
De visie op veiligheid binnen het Nazarener kamp is gebaseerd op verbindend gezag en geweldloos verzet, waarbij emotionele veiligheid cruciaal is voor de ontwikkeling van kinderen en tieners. Veiligheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle medewerkers, die samen een netwerk vormen om onveilige situaties te signaleren en te bespreken.
De groep is de belangrijkste plek voor veiligheid, waarbij de veiligheid van de kinderen voorop staat. Leiders worden aangemoedigd om regelmatig met kinderen te praten over hun gevoel van veiligheid, gebruikmakend van een kleurensysteem (groen, oranje, rood) om hun ervaringen te delen. Samenwerking en respect tussen groepsleiders zijn essentieel, en problemen moeten openlijk besproken worden.
In plaats van straffen, wat vaak ineffectief is, wordt er gewerkt met kaders en time-outs om kinderen te begeleiden. Pestgedrag wordt niet getolereerd en moet actief worden aangepakt door waakzame zorg en aanwezigheid van leiding. Dit houdt in dat leiding alert is op signalen van onveiligheid en pestgedrag, en dat ze duidelijke normen stellen.
Bij het omgaan met kinderen is het belangrijk om gezond verstand te gebruiken, vooral met betrekking tot lichamelijk contact. Grenzen moeten gerespecteerd worden, en toestemming is essentieel. Het doel is om een veilige en prettige omgeving te creëren voor alle kinderen in het kamp.
1 Petrus 5:2,3 NBV: Hoed de kudde van God waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht, niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding.
Uitgangspunten
Onze visie op veiligheid binnen het kamp is gebaseerd op verbindend gezag en geweldloos verzet. Emotionele veiligheid is essentieel voor de geestelijke ontwikkeling van kinderen. Met “groep” bedoelen we hier de Family Groep of de stamraad en “kinderen” verwijst naar zowel kinderen als tieners.
Collectieve verantwoordelijkheid
Veiligheid is een gezamenlijke taak. Iedereen binnen het kamp, van leiding tot keukenmedewerkers, moet mogelijke onveilige situaties bespreken, met de kinderen zelf, of met de leiding/het zorgteam. Samen vormen we een netwerk van ogen en oren om de veiligheid te garanderen.
Veiligheid start in de groep
De groep is de belangrijkste plek om voor veiligheid te zorgen. De veiligheid van de groep gaat boven de activiteiten. Als een leider denkt dat het beter is dat een kind of de hele groep niet (volledig) meedoet aan een activiteit, kan hij of zij dat beslissen, bijvoorbeeld met een avondwandeling of vroege ochtendactiviteit. Zo’n beslissing wordt zoveel mogelijk in overleg met het kernteam/coördinatieteam genomen.
De leiding praat regelmatig met de kinderen over hoe veilig zij zich voelen in de groep. Door dit al vanaf het begin te doen, laat je zien dat het een normaal onderwerp is om over te praten. Je kunt dit bespreken met behulp van een simpel kleurensysteem:
- Groen: Ik voel me goed en veilig.
- Oranje: Ik voel me niet helemaal op mijn gemak.
- Rood: Ik voel me onveilig of niet goed.
Dit kun je zowel met individuele kinderen als met de hele groep bespreken, zodat iedereen kan aangeven hoe ze de sfeer ervaren.
Samenwerking en respect
Een goede samenwerking tussen groepsleiders is cruciaal. Tijdens het zomerkamp wordt hier regelmatig over gepraat in de check-in gesprekken. Het is belangrijk dat de leiders zelf eventuele problemen bespreekbaar maken, maar anderen mogen dat ook doen als ze zich zorgen maken. Door lange dagen en vermoeidheid kun je soms anders reageren dan je eigenlijk zou willen. Daarom is het goed om elkaar op een respectvolle manier aan te spreken: zoek een rustig moment, vraag hoe het gaat en leg duidelijk uit waar je je zorgen over maakt. Het zorgteam zal ook regelmatig checken hoe iedereen zich voelt.
Relaties opbouwen
Ieder kind verdient aandacht, ook al heb je met sommige kinderen meer connectie dan met anderen. Investeer in relaties door complimenten te geven en een groepsgevoel te creëren met bijvoorbeeld grapjes, een groepsyell of begroeting. Eerst connectie dan correctie, dus eerst verbinden, dan corrigeren.
Vermijden van negatieve spiralen
De correctieknop: Soms kan een kind op je “correctieknop” drukken, waardoor je niet meer rustig en vanuit verbinding reageert. Je schiet dan in één van de volgende patronen:
- Oplopend conflict: Je raakt geïrriteerd en het gesprek verandert in een discussie om wie er de baas is of gelijk heeft. Hierdoor verlies je het eigenlijke doel uit het oog. Stel dat het doel is dat het kind naar bed gaat, maar je raakt in discussie over zijn taalgebruik en eist excuses. De ruzie gaat dan vooral over wie wint, en het kind gaat nog steeds niet naar bed. In zo’n situatie kun je beter zeggen: “Ik vind het niet prettig hoe je me aanspreekt. Daar praten we morgen over, maar nu ga je naar bed.” Zo doorbreek je het conflict.
- Afhakend conflict: Hierbij vermijd je de confrontatie door het gedrag van het kind te negeren. Je reageert niet, omdat je een conflict liever wilt voorkomen.
Jakobus 1:19 NBV: Geliefde broeders en zuster, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden.
We voeden niet op, we straffen niet, maar bieden wel kaders
Wij zijn geen opvoeders, dat is de taak van ouders. Jouw norm kan bijvoorbeeld zijn: wat je opschept, moet je opeten: dit kan een goede regel zijn, maar het is niet altijd de moeite waard om hierover een conflict te beginnen, omdat dit de sfeer kan verslechteren.
Jouw norm kan zijn dat je actief meedoet aan spellen: het is fijn als iedereen meedoet, maar voor sommige kinderen kan dat te veel zijn, bijv. door een moddersloot gaan. In dat geval kun je vragen of het kind bij de groep blijft en de anderen aanmoedigt.
Veiligheid gaat voor: Bij situaties die echt belangrijk zijn voor de veiligheid, moet je wel voet bij stuk houden. Als het 25 graden is en een kind drinkt niet genoeg, kun je zeggen: “Eerst drinken, daarna verder.” En bij felle zon moeten alle kinderen zich insmeren.
Waarom we niet straffen
Straffen betekent dat je een kind iets negatiefs laat ervaren in de hoop dat het daarvan leert, maar onderzoek naar het puberbrein laat zien dat straffen meestal niet werkt. Vaak wordt straffen gedaan uit frustratie, bijvoorbeeld: “Als je nu niet luistert, pak ik je telefoon af” of “Je mag niet meedoen.” Dit soort reacties ontstaan uit machteloosheid en leiden snel tot een negatieve spiraal. Het oorspronkelijke doel, namelijk een veilig kamp, raakt dan uit beeld en de situatie wordt een strijd om wie er gelijk heeft.
Time-out
Soms werkt iets gewoon even niet, en dan kan een time-out nodig zijn. Een time-out is iets anders dan straffen:
- Straffen: Dit is bedoeld om een kind iets te laten leren door een negatieve ervaring.
- Time-out: Hierbij leg je kort en duidelijk uit wat het kind verkeerd deed en welk gedrag je wel wilt zien. Vervolgens zoek je samen een rustig moment om tot rust te komen. Je blijft bij het kind en doet iets ontspannends, zoals een spelletje of voetballen, om in verbinding te blijven. Als je zelf even bij een ander kind of de groep moet zijn, kun je het zorgteam vragen om in te springen.
Praktische veiligheidsinterventies
- Dagelijkse check-ins: groen, oranje, rood, zie uitleg hierboven.
- Dagstructuur: : Neem de dag door met kinderen die behoefte hebben aan structuur.
- Tafelschikking: Plaats jezelf in het midden, om gesprekken in goede banen te leiden.
Pestgedrag
Uitgangspunt: Een kind wordt niet zomaar naar huis gestuurd vanwege gedrag, maar alleen wanneer wij als leiding de veiligheid van iedereen niet kunnen waarborgen.
Bijvoorbeeld: als een kind zich moeilijk gedraagt en na vijf minuten gaat het echt mis, dan zal iemand van het zorgteam met dat kind naar buiten gaan om bijvoorbeeld een potje te voetballen. Dit is haalbaar met één kind, maar veel moeilijker als er tien kinderen zijn. Het draait niet om wat het kind heeft gedaan, maar om de vraag of wij als leiding de veiligheid kunnen garanderen.
Een uitzondering is wanneer er sprake is van wettelijk strafbaar gedrag, zoals fysiek geweld of aanranding. Soms kan pestgedrag zoveel onrust veroorzaken dat het hele kamp eronder lijdt. In dat geval kan het nodig zijn om een kind naar huis te sturen. Maar ook in die situatie ligt de verantwoordelijkheid bij het kern- of coördinatieteam om dit proces te begeleiden.
We gaan ervan uit dat geen enkel kind naar het kamp is gekomen met de hoop om naar huis gestuurd te worden.
Waakzame zorg is de buffer tegen pesten
Waakzame zorg betekent dat je als leiding niet alleen fysiek aanwezig bent, maar ook actief oplettend bent op wat er om je heen gebeurt. Dit begint met een eenvoudige houding van aanwezigheid. Bijvoorbeeld, als je met een andere leiding aan het praten bent, kijk je af en toe naar de kinderen en geef je ze complimenten. Je kunt ook bij de zandbak gaan staan als daar kinderen aan het spelen zijn. Dit noemen we groene aanwezigheid.
Soms voel je dat er iets niet goed gaat, zonder precies te weten wat het is. Bijvoorbeeld, kinderen hebben een bepaalde blik of de spanning in de groep neemt toe. Dit noemen we gele aanwezigheid. In zo’n geval kun je gerichte vragen stellen, zoals: “Ik heb het gevoel dat er iets aan de hand is, klopt dat?”
Pestgedrag valt onder rode aanwezigheid. Dit betekent dat je als leiding een directe actie moet ondernemen, samen met het zorg- of kernteam.
Stappen aandachtspunten bij pestgedrag (rode aanwezigheid):
Hoe sneller je een ongewenst patroon opmerkt, hoe gemakkelijker je het kunt bijsturen. Pestgedrag kan ontstaan als omstanders dit toelaten. Het is de verantwoordelijkheid van de leiding om dit bespreekbaar te maken.
Wanneer je iets ziet gebeuren dat twijfels oproept over de veiligheid, stop dan het groepsproces en zeg: “Er gebeurt hier iets waar ik niet zeker van ben of het oké is.” Afhankelijk van de situatie kun je als volgt reageren:
- “Volgens mij bedoel je dit als een grapje, maar ik denk niet dat hij/zij dit zo ervaart.”
- “Ik zie dat jullie veel grappen maken, maar sommige kinderen vinden het niet leuk.”
Als je later bedenkt dat dit misschien pestgedrag is, kun je daar altijd op terugkomen.
Kleine onveiligheid, maak het groot: Pestgedrag wordt niet geaccepteerd. Als het speelt tussen meerdere kinderen, kun je ervoor kiezen om dit voor of na de maaltijd in het hele subkamp te bespreken. Dit kan als volgt:
- “We hebben pestgedrag gezien.” (Noem geen namen)
- “Dit accepteren we niet.”
- “Zo pakken we dit aan: we zullen vanmiddag meer aanwezig zijn en met verschillende kinderen in gesprek gaan.”
- “Als je pestgedrag ziet of zelf gepest wordt, meld dit dan bij de leiding of het zorgteam.”
Reden voor deze aanpak: Als twee of drie kinderen een conflict hebben, weten de anderen het vaak al. Door dit te benoemen, weten kinderen hoe we het aanpakken, wat helpt om veiligheid te creëren.
Je weet niet, wat je niet ziet: Na de bespreking tijdens het eten kwam een van de tieners naar de leiding met de opmerking: “Fijn dat het zo wordt aangepakt, want ik heb er ook last van.” Het bleek niet één van de drie tieners te zijn, maar een zesde tiener die last had van de situatie.
Concrete stappen bij pestgedrag in je groepje:
- Kinderen samenroepen: Roep de betrokken kinderen bij elkaar en vraag kort naar hun mening over de situatie. Soms kun je het probleem zo oplossen.
- Duidelijke norm stellen: Als de pester ontkent of defensief reageert, ga daar dan niet over in discussie. Stel duidelijk de norm: “Dit beschouwen wij als pesten.” Soms durft het slachtoffer niet te zeggen dat hij of zij gepest wordt.
- Twijfels uitspreken: Als je twijfelt of het echt pesten is, zeg dat dan ook. Bijvoorbeeld: “Ik weet niet of het wel of niet pesten is, maar wij zijn verantwoordelijk voor de sfeer, dus we moeten er iets aan doen.”
Houding ten opzichte van de pester (eenzijdige actie):
- Pester in zicht houden: Zorg ervoor dat de pester in het zicht blijft van de leiding. Het kind en de leiding zijn hier samen verantwoordelijk voor. Het kind moet zich melden als hij of zij iets van de kamer moet halen of naar een volgende activiteit gaat. Dit blijft zo lang als nodig.
- Evaluatiemomenten: Plan minimaal drie momenten per dag in om te kijken hoe het gaat. Dit extra toezicht is geen controle of straf; de leiding blijft vriendelijk en doet gewoon mee met spelletjes of maakt een praatje.
Een voorbeeld: bij een jongen die pestte, is tijdens de ochtendbriefing afgesproken dat alle medewerkers (inclusief keuken en facilitair) hem een paar keer per dag een groet of compliment geven. Op deze manier kreeg hij veel positieve aandacht, wat zijn eigen veiligheid vergrootte.
Diegene die gepest wordt
Met het kind dat gepest is, of in de groep waar gepest wordt, wordt minimaal drie maal per dag besproken hoe het gaat en wordt kort toegelicht wat de acties zijn, zodat de diegene die gepest wordt weet dat er iets aan gedaan wordt.
Veiligheid vergroten in de groep
Extra leiding in de groep
Soms is er meer hulp nodig in een groep, omdat het niet goed gaat of omdat het onveilig aanvoelt. In zo’n geval volgen we deze stappen. We leggen dan aan het groepje uit dat er een extra leiding bijkomt tot iedereen zich weer op zijn gemak voelt.
Houding van de leiding
Bij het omgaan met kinderen is het belangrijk om altijd ‘gezond verstand’ te gebruiken, vooral als het gaat om lichamelijk contact. We weten vaak niet wat een kind meegemaakt heeft. Aanraking kan onbedoeld als intimiderend worden ervaren. Hier zijn een paar voorbeelden:
- Een mannelijke leidinggevende die een opmerking maakt over de kleding van een tiener. Dat kan voor een kind onveilig aanvoelen, vooral als het kind eerder nare ervaringen heeft gehad.
- Schrikmomenten vermijden: Als je een kind dat thuis mishandeld wordt, ineens laat schrikken door ‘boe’ te zeggen, kan dit schadelijk zijn.
Mag er dan helemaal niets meer?
Ja, zeker! Alleen wees zorgvuldig:
- Stoeien: Je kunt met kinderen stoeien, maar ga voor ze staan zodat je elkaar in de ogen kan kijken en zeg iets als: “Laten we kijken wie de sterkste is!” Als het kind lacht en naar je toe komt rennen dan is het prima. Maar als een kind schrikt, zeg dan: “Ik zie dat je schrikt, zullen we handje drukken?”
- Troosten: Het is goed om kinderen te troosten of op schoot te nemen, maar vraag altijd of het goed is voordat je dit doet en zorg dat er andere leiding aanwezig is.
- Lichamelijk contact: Tijdens het bidden is het prima om een hand op een schouder te leggen, maar vraag ook hiervoor even of dat goed is.
Op deze manier zorgen we ervoor dat iedereen zich veilig en prettig voelt in de groep.
Wat vanzelfsprekend is:
- Je zondert je niet af met 1 kind
- Seksueel getinte opmerkingen en/of aanrakingen: seksueel getinte opmerkingen of aanrakingen zijn nooit acceptabel. (Ook niet als ze grappig bedoeld zijn).
- Sommige mensen zijn nu eenmaal meer ‘knuffelig’, maar dat is niet iedereen: Wat voor de één normaal is, kan voor de ander ongemakkelijk zijn. Het is belangrijk om de grenzen van anderen te respecteren en altijd toestemming te vragen alvorens lichamelijk contact te maken.
- Beter een keer teveel toestemming gevraagd dan ongewenst een grens over gaan.